Printer opties instellen.
Wanneer u afbeeldingen afdrukt met ACDSee, kunt u opgeven welke printer u gebruikt en kunt u printeropties instellen.
Printeropties
Printer |
Hier geeft u aan welke printer u wilt gebruiken. Selecteer een printer in de vervolgkeuzelijst en klik op de knop Eigenschappen om de opties voor de printer in te stellen. Raadpleeg het Help-bestand of de gebruikshandleiding van de printerfabrikant voor meer informatie. |
Papierformaat |
Specificeer de grootte van het papier, b.v. Letter, Legal, A4 |
Oriëntatie |
Specificeert Staand of Liggend pagina oriëntatie. |
Exemplaren |
Hier geeft u aan hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. |
Afdrukbereik |
Selecteer een van de volgende opties:
|
Resolutie |
Hier geeft u een resolutie in pixels-per-inch (PPI) op voor de afbeelding. Hoe hoger deze waarde is, des te meer dots per inch er zijn en des te hoger de resolutie van de afgedrukte afbeelding wordt. 600 PPI komt bijvoorbeeld neer op 360.000 (600 x 600) pixels per vierkante inch. |
Filter |
Specificeert het te gebruiken filter voor aanpassing van de resolutie bij het afdrukken van afbeeldingen. Klik op de vervolgkeuzelijst en selecteer een van de volgende opties:
|
Gammacorrectie gebruiken |
Op de afgedrukte afbeeldingen wordt gammacorrectie toegepast. Typ een waarde van 0,10 tot 3,00 in het veld Gammawaarde om de gammawaarde van de afbeelding aan te passen. Bij een hogere waarde wordt de afbeelding helderder, bij een lagere waarde wordt de afbeelding donkerder. |
EXIF 2.2-afdrukken gebruiken indien beschikbaar |
Uw camera zou EXIF informatie kunnen vangen die,als gedeeld met uw printer, de afdrukresultaten kunnen optimaliseren. Selecteer deze optie als uw camera en printer EXIF 2.2 afdrukken ondersteunen. |