Gebruik apparaat profielen

U kunt ACDSee zodanig instellen dat de overdracht van bestanden van een verwisselbaar apparaat naar de computer automatisch plaatsvindt. De wizard Foto-overdracht van ACDSee begeleidt u door het proces om automatisch afbeeldingen te downloaden van een camera, een geheugenkaart of een ander opslagapparaat. U kunt een naam opgeven voor het apparaat en de acties selecteren die u wilt uitvoeren telkens wanneer u verbinding maakt met het apparaat. U kunt het apparaatprofiel naderhand bewerken of verwijderen.

Een apparaat configureren

De eerste keer dat u een apparaat op uw computer aansluit, werkt de wizard Foto-overdracht samen met de apparaatdetector van ACDSee om uw apparaat te configureren en profileren. Om de eerste configuratie te kunnen uitvoeren, moet Apparaatdetector actief zijn. Als u er voor kiest de apparaatdetector niet te gebruiken, kunt u uw foto’s ophalen met de wizard Foto’s Ophalen of met het Mappenvenster en Bestandslijst.

ACDSee Photo Manager Info Apparaatprofielen gebruiken

Als er geen bestanden op uw apparaat staan, zal de apparaatdetector het apparaat niet vinden.

U configureert een apparaat als volgt wanneer u voor het eerst afbeeldingen ophaalt:

  1. Sluit het apparaat aan op uw computer. Controleer of het apparaat ingeschakeld is en of de kabel goed is aangesloten op uw computer.

  2. Afhankelijk van de instellingen van de opties van uw apparaatdetector, opent de wizard of wordt u gevraagd opties te selecteren. Wanneer apparaatdetector hierom vraagt, selecteert u het keuzerondje Afbeelding ophalen van het apparaat met ACDSee.

  3. Typ op de pagina Welkom van de wizard Foto-overdracht een naam voor het apparaat. Klik op Volgende wanneer u klaar bent om door te gaan.

  4. Geef op de pagina Instellingen foto-overdracht aan hoe u bestanden wilt downloaden en verwerken wanneer u het apparaat aansluit op de computer, en klik op Volgende om door te gaan.

  5. Bestandsopties: selecteer of de wizard nieuwe bestanden automatisch moet selecteren en kopiëren naar de vaste schijf, of dat moet worden gevraagd welke nieuwe bestanden u wilt kopiëren.

  6. Opties voor doelen en bestandsnamen: selecteer of de wizard de op het apparaat gebruikte bestandsnamen automatisch moet overnemen en de bestanden in de map Mijn afbeeldingen moet plaatsen, u moet vragen om de bestanden een naam te geven en een doel te selecteren, of een aangepaste sjabloon moet gebruiken voor de naamgeving van bestanden en mappen. Klik op Instellingen om een aangepast sjabloon voor bestandsnamen te maken en specificeer mapopties zoals hieronder wordt uitgelegd.

  7. Opties voor ruimte op opslagapparaat: selecteer of de wizard bestanden automatisch moet verwijderen van het apparaat nadat ze zijn gekopieerd naar de vaste schijf, u moet vragen om bestanden te verwijderen of aangepaste instellingen voor de opslagruimte moet gebruiken. Klik op Instellingen om de aangepast opties voor opslaan en verwijderen te specificeren zoals hieronder wordt uitgelegd.

  1. Als u bij Bestandsopties de optie Altijd vragen welke bestanden moeten worden gekopieerd op de pagina Te kopiëren bestanden hebt geselecteerd, selecteert u de bestanden die naar de vaste schijf moeten worden gekopieerd en klikt u op Volgende.

  2. Als u bij Opties voor doelen en bestandsnamen de optie Elke keer vragen wat te doen op de pagina Uitvoeropties hebt geselecteerd, geeft u de opties voor bestandsnamen en mappen op. Klik op Bewerken als u een naamgevingssjabloon wilt opgeven. Klik op Volgende wanneer u klaar bent om door te gaan.

  3. Als u de optie Elke keer vragen wat te doen op de pagina Opties voor ruimte op opslagapparaat hebt geselecteerd, geeft u aan hoe de bestanden van het apparaat moeten worden verwijderd. Klik op OK wanneer u klaar bent.

  4. Klik op Voltooien om de wizard te sluiten. De bestanden worden geplaatst op de opgegeven locatie op de vaste schijf en het profiel voor het apparaat wordt opgeslagen.

Aangepaste instellingen voor bestemmings- en benamingsopties

U kunt de bestemmings- en benamingsopties in uw apparaatprofiel instellen om de bestandsnamen voor gekopieerde foto’s te specificeren, en de plaats te bepalen waar u ze wilt opslaan.

U kunt als volgt de aangepaste bestemmings- en benamingsopties instellen:

  1. Klik op Instellingen op de pagina Instellingen foto-overdracht van de wizard Foto-overdracht in het gedeelte bestemmings- en benamingsopties.

  2. Selecteer een van de volgende opties in het dialoogvenster Bestemmings- en benamingsopties in het gedeelte Bestandsnamen:

  3. Oorspronkelijke bestandsnamen behouden: kopieert foto’s met de oorspronkelijke bestandsnamen die het apparaat gemaakt heeft. Als er duplicaten van de bestandsnamen in de bestemmingsmap zijn, worden ze overschreven.

  4. Hernoemen op basis van sjabloon: hernoemt de foto’s bij het kopiëren. Klik op Bewerken om een hernoemingsjabloon te maken.

  1. Klik in het gedeelte Bestemmingsmap op Bladeren om een bestemmingsmap op uw vaste schijf te vinden.

  2. Selecteer een van de volgende opties in de vervolgkeuzelijst:

  3. Actuele datum gebruiken: maakt een nieuwe submap met de huidige datum als naam in de gespecificeerde map.

  4. Altijd hoofdmap gebruiken van: kopieert foto’s rechtstreeks in de gespecificeerde map zonder een submap te maken.

  1. Selecteer het selectievakje Afbeeldingen automatisch draaien om uw foto’s automatisch te draaien bij het kopiëren.

  2. Klik op OK om terug te gaan naar de wiz
    ard Foto-overdracht.

Aangepaste instellingen Opties voor ruimte op opslagapparaat

U kunt de opties voor ruimte op het opslagapparaat instellen in uw apparaatprofiel om de hoeveelheid vrije ruimte te specificeren die u op uw apparaat wilt behouden.

U kunt als volgt de aangepaste opties voor ruimte op het opslagapparaat instellen:

  1. Klik op Instellingen op de pagina Instellingen foto-overdracht van de wizard Foto-overdracht in het gedeelte Opties voor ruimte op opslagapparaat.

  2. Selecteer een van de volgende opties in het dialoogvenster Opties voor ruimte op opslagapparaat in het gedeelte Opties verwijderen:

  3. Geen bestanden van het apparaat verwijderen: laat de foto’s op uw apparaat staan na het kopiëren.

  4. Vragen om bestanden te selecteren voor verwijdering: vraagt u elke keer te specificeren welke foto’s u wilt verwijderen.

  5. Alle bestanden van apparaat verwijderen na kopiëren naar vaste schijf: verwijdert automatisch alle foto’s en bestanden van uw apparaat nadat ze naar uw vaste schijf gekopieerd zijn.

  6. Bestanden automatisch verwijderen: verwijdert bestanden na het kopiëren gebaseerd op de keuzes in het gedeelte Instellingen automatisch verwijderen.

  1. Selecteer een van de volgende opties in het gedeelte Instellingen voor automatisch verwijderen als u automatisch verwijderen van bestanden hebt geselecteerd:

  2. Verwijder oudste bestanden, maakt __% van de totale ruimte op het medium vrij: verwijdert automatisch bestanden van uw apparaat, beginnend met de oudste totdat het opgegeven percentage vrije ruimte is bereikt. (De gewenste hoeveelheid vrije ruimte op het apparaat in het veld typen.)

  3. Oudste bestanden verwijderen, ruimte vrijmaken voor ongeveer __ nieuwe afbeeldingen: verwijdert automatisch bestanden van uw apparaat, beginnend met de oudste totdat voldoende vrije ruimte is bereikt voor het aantal opgegeven foto’s. De wizard Foto-overdrach analyseert het apparaat om te bepalen hoeveel vrije ruimte nodig is. (Het aantal foto’s in het veld typen.)

  4. Bestanden verwijderen die ouder zijn dan: verwijdert automatisch ieder bestand van uw apparaat dat ouder is dan de opgegeven datum. (Type een nummer in het eerste veld en selecteer de tijdsduur uit de vervolgkeuzelijst.)

  1. Klik op OK om terug te gaan naar de wizard Foto-overdracht.

Verwante onderwerpen

Apparaatprofielen gebruiken