Database en EXIF informatie aan meerdere bestanden toevoegen
U kunt het hulpmiddel Batch-informatie instellen gebruiken om EXIF- of databasegegevens toe te voegen of te wijzigen voor meerdere bestanden. U kunt de informatie instellen voor toepassing op alle bestanden. (Of voor het tegelijkertijd toepassen van unieke informatie op ieder afzonderlijk bestand.) U kunt ook uw instellingen opslaan en het als sjabloon voor andere afbeeldingen gebruiken.
|
U kunt geen informatie voor alleen-lezen bestanden instellen, bijvoorbeeld die op een cd-rom. |
U kunt EXIF- of databasegegevens voor een groep bestanden als volgt instellen:
-
Selecteer een of meer bestanden in het bladervenster en klik vervolgens op Extra | Batch-informatie instellen.
-
Voer een of meer van de volgende acties uit in het dialoogvenster Batch-informatie instellen:
-
Selecteer het tabblad Database om databasegegevens toe te voegen of te wijzigen.
-
Selecteer het tabblad EXIF om EXIF-gegevens toe te voegen of te wijzigen.
-
Selecteer het tabblad Geavanceerde opties om de instellingen voor het hulpmiddel Batch-informatie instellen aan te passen zoals in de tabel hieronder wordt uitgelegd.
-
Klik op Ingestelde informatie uitvoeren.
Om gegevens in de velden in het dialoogvenster Batch-informatie instellen in te voeren, selecteert u een van de volgende opties:
-
Typ de exacte gewenste informatie in het veld. U kunt bijvoorbeeld bijschriften, beschrijvingen of opmerkingen invoeren. Als u gegevens invoert, verschijnt dezelfde informatie voor ieder geselecteerd bestand.
-
Selecteer gegevens van agenda’s of lijsten. U kunt bijvoorbeeld een specifieke datum en tijd selecteren of een classificatie aan bestanden toewijzen. Elk bestand zal dezelfde gegevens bevatten.
-
Voer een sterretje <*> in om de oorspronkelijke of bestaande gegevens in het veld te behouden. Veel camera’s slaan bijvoorbeeld de tijd en datum op waarop een afbeelding is genomen. Als u een sterretje invoert in het -veld, worden deze originele gegevens over ieder afzonderlijk bestand toegevoegd aan de EXIF-gegevens of aan de database als u op Ingestelde informatie uitvoeren klikt.
-
Voer een serie hekjes # in. Als deze gegevens zijn ingesteld, worden ze automatisch vervangen door oplopende tekens, zodat ieder bestand een uniek nummer zal hebben.
-
Selecteren en invoeren van metadata-plaatshouders. U kunt bijvoorbeeld als metadata-plaatshouder <Cameramodel> invoeren in het modelveld van het tabblad EXIF. Als u deze gegevens instelt, wordt het cameramodel dat iedere afzonderlijke afbeelding genomen heeft ingevoerd in de EXIF-gegevens. U kunt ook in het opmerkingenveld of in het veld Opmerkingen van gebruiker metadata-plaatshouders invoeren voor unieke gegevens over ieder bestand, zoals locatie, bestandstype, diafragmawaarde of andere gedetailleerde metadata.
-
Gegevens toewijzen aan een gegeven veld. U kunt bijvoorbeeld kiezen om breedte aan het veld Pixel X dimensie toe te wijzen, en hoogte aan veld Pixel Y dimensie. Als u deze gegevens instelt, verschijnt de unieke breedte en hoogte van ieder beeld in de EXIF-velden voor iedere afbeelding.
Geavanceerde opties
Alleen lege velden bewerken |
Hiermee wordt het hulpmiddel Batch-informatie instellen zo ingesteld dat het alleen die velden wijzigt die nog geen gegevens bevatten. Velden waarin al gegevens staan blijven ongewijzigd. |
Na voltooien de dialoog sluiten |
Hiermee wordt het dialoogvenster automatisch gesloten nadat u de gegevens hebt ingesteld. |
Instellingen als standaard opslaan |
Slaat de huidige Geavanceerde opties op en laadt ze de volgende keer dat u gegevens voor bestanden instelt. |
Oplopende nummers beginnen bij: |
Hiermee wordt het nummer ingesteld waarmee de oplopende nummertekens <#> beginnen. |